Vaccinatierichtlijnen tegen COVID-19 voor personen met stoornissen van de bloedstolling II

Richtlijnen van de Wereldfederatie voor Hemofilie (WFH) , de European Association for Haemophilia and Allied Disorders (EAHAD), het Europees Hemofilie Consortium (EHC) en de National Hemophilia Foundation (NHF) in de Verenigde Staten.

Het is belangrijk dat de centra voor behandeling van hemofilie, in nauwe samenwerking met de patiëntenverenigingen, maatregelen nemen om personen met stoornissen van de bloedstolling te informeren over de vaccins tegen COVID-19 en bijdragen tot een efficiënt vaccinatieprogramma.

1.    Personen met een bloedstollingsstoornis, lopen geen groter risico om met COVID-19 besmet te raken of een ernstige vorm van de ziekte te ontwikkelen. Ze zijn dus geen risicogroep die bij de vaccinatie voorrang heeft.

2.    Het vaccin moet intramusculair worden toegediend. Voor zover mogelijk moet de naald met de kleinste beschikbare diameter (25-27G) worden gebruikt. Sommige vaccins moeten verplicht worden toegediend met de bijbehorende naald-spuitcombinatie. Het gebruik van een andere naald is misschien niet mogelijk of wenselijk. Na de injectie moet zeker tien minuten druk worden gezet op de injectieplaats, om bloedingen en zwellingen te verminderen. Bovendien is het raadzaam om enkele minuten na de injectie, en vervolgens twee tot vier uur later, zelfcontrole/palpatie van de injectieplaats uit te voeren, om te kijken of er geen late bloeduitstortingen zijn. Wanneer de persoon één of twee dagen na de injectie nog hinder in de arm voelt, is dat niet alarmerend, tenzij de hinder toeneemt en met een zwelling gepaard gaat. Elke ongewenste bijwerking (bijvoorbeeld een bloeduitstorting of allergische reactie) moet gemeld worden aan het centrum voor behandeling van hemofilie.


3.    De patiënten moeten onmiddellijk contact opnemen met hun arts of zich naar de dichtstbijzijnde spoedafdeling begeven indien ze een allergische reactie vertonen (koorts, het warm hebben, roodheid, huiduitslag met jeuk, ademnood of opzwelling van het gezicht of de tong), want die kan levensbedreigend zijn. Patiënten met een voorgeschiedenis van allergische reacties op concentraten van stollingsfactor met verlengde halfwaardetijd die polyethyleenglycol (PEG) bevatten, moeten met hun arts de keuze van het vaccin bespreken, omdat PEG in sommige vaccins als hulpstof wordt gebruikt.


4.    Ook alle patiënten met zeldzame stoornissen van de bloedstolling (ook degenen met een trombocytopenie of verstoorde bloedplaatjesfunctie) moeten worden ingeënt.


5.    Er zijn geen specifieke contra-indicaties voor vaccinatie verbonden aan hemofilie of andere stoornissen van de bloedstolling of de behandelingen ervan. Immuuntolerantie, behandeling van hepatitis C en HIV en andere aandoeningen zijn geen contra-indicaties voor vaccinatie.


6.    Vaccinatie is niet gecontra-indiceerd voor patiënten die worden behandeld met immunosuppressiva (corticosteroïden, andere immunosuppressieve geneesmiddelen).


7.    Vaccinatie wordt afgeraden voor zwangere vrouwen .  De vaccinatie werd voorlopig nog niet bestudeerd bij kinderen zodat zij in België voorlopig niet worden gevaccineerd.


8.    Personen die deelnemen aan een klinische studie, moeten de onderzoekers van de studie op de hoogte brengen van de vaccinatie.

Bron: WFH en Hemofiliecentrum Leuven