Terwijl het grote publiek en de professionelen in de gezondheidszorg hemofilie met het mannelijke geslacht associëren, treft deze zeldzame bloedstollingziekte eveneens talrijke vrouwen. In het algemeen zijn er in de onmiddellijke omgeving van een hemofiliepatiënt verscheidene vrouwen betrokken bij deze aandoening: de moeder, die draagster is; zijn zussen die ook draagster kunnen zijn; zijn dochters die automatisch draagsters zijn. Sommigen vertonen daarenboven een min of meer ernstig tekort aan factor VIII of IX. Dit tekort is verantwoordelijk voor bloedingen in het dagelijks leven (abnormaal overvloedige regels en anderen) of bij een heelkundige ingreep (tandverzorging, bevallingen, chirurgie). De veelvuldigheid van de publicaties bevestigen dat draagsters een toenemende belangstelling wekken. Dit artikel wil een synthese maken van deze recente ontwikkelingen.
Wat is hemofilie ?
Hemofilie is een ziekte die te wijten is aan een erfelijke bloedstollingstoornis bij afwezigheid of vermindering van een bloedstollingsfactor. Als factor VIII in gebreke blijft spreekt men van hemofilie A en als het om de factor IX gaat, spreekt men van hemofilie B. Men onderscheidt verschillende graden van hemofilie in functie van de overblijvende activiteit van de stollingsfactor in kwestie. Hemofilie is een zeldzame ziekte. Ongeveer 1000 personen in ons land hebben deze aandoening. Bijna 85% van de hemofiliepatiënten heeft hemofilie A en bijna 15% hemofilie B. De exacte prevalentie van de draagsters is onbekend, omdat men geen systematisch onderzoek heeft gedaan.
Hemofilie is een erfelijke ziekte. Zij zit in de genetische code van ons chromosomaal systeem geschreven. De genetische code verandert (mutatie). Dit veroorzaakt een disfunctie in ons lichaam. Bij hemofilie is de productie van de stollingsfactoren gestoord. Aangezien de ziekte in verband staat met de genetische structuur, wordt zij door de mannen en door de vrouwen doorgegeven. Maar de symptomen treft men hoofdzakelijk bij jongens aan. In sommige gevallen kunnen vrouwen, die draagster van het deficiënt gen zijn, symptomen vertonen van de bloedingstoornis. Zij worden symptomatische draagsters van hemofilie genoemd.
Bij hemofiliepatiënten met een tekort aan factor VIII of IX zijn de klinische symptomen dikwijls zeer duidelijk (onder andere bloedingen in de gewrichten of in de spieren). Bij symptomatische draagsters die een min of meer ernstig tekort in factor VIII of IX hebben, merkt men dit tekort dikwijls aan abnormaal overvloedige bloedingen bij menstruatie of ter gelegenheid van heelkundige ingrepen (tandverzorging, bevalling, chirurgie).
Hoe wordt men draagster ?
Hemofilie is vooral een genetische aandoening. Zij wordt doorgegeven van geslacht op geslacht. Bij ongeveer twee of drie gevallen op tien wordt een kind met hemofilie in een familie geboren met geen gekende antecedenten. Men denkt dat elk jaar in ons land ongeveer 10 hemofiliepatiënten geboren worden waarvan twee of drie geen familiale hemofilieantecedenten hebben. In deze gevallen spreekt men over sporadische hemofilie. Er zijn drie mogelijke oorzaken voor dit verschijnsel.
- Het is mogelijk dat hemofilie sinds generaties toch aanwezig was in deze familie. Maar aangezien niemand merkwaardige tekenen van bloedingen heeft gegeven, heeft niemand een juiste diagnose gesteld. De familie kan draagsters gehad hebben zonder dat zij bloedstollingstoornissen vertoonden of zonder dat zij een jongen met hemofilie ter wereld hebben gebracht.
- De overerving heeft zich op het moment van de conceptie van de moeder kunnen voordoen. De genetische afwijkingen die hemofilie veroorzaken, doen zich over het algemeen voor op het niveau van de spermatozoïden. Met andere woorden: wanneer men bij een kind zonder familiegeschiedenis hemofilie vaststelt, is het erg waarschijnlijk dat de genetische afwijking gebeurd is in een van de spermatozoïden van zijn grootvader aan moeders zijde. Aldus zal deze moeder de eerste persoon van deze familie zijn die draagster is. Haar zonen kunnen aan hemofilie lijden en haar meisjes kunnen draagster worden.
- De mutatie, verantwoordelijk voor hemofilie, heeft zich op het niveau van eicel van de moeder kunnen voordoen. In dit geval heeft de eicel een mutatie ondergaan die doorgegeven werd aan het kind. De moeder is geen draagster volgens haar bloedanalyses; daarentegen kunnen haar andere eicellen eveneens de mutatie vertonen. Dit noemt men: het gonadale mozaïek.
De erfelijke overdracht van de hemofilie
Alle cellen van ons lichaam zijn gevormd door een kern en het cytoplasma. De kern bevat de noodzakelijke informatie voor de goede werking van de cel. Deze informatie wordt op de chromosomen in de vorm van genen opgeslagen. Elk gen wordt gevormd door een substantie DNA genaamd, die de genetische code bevat. Bij de mens zijn er 23 chromosomenparen. Onder die 46 chromosomen zijn er twee chromosomen die verbonden zijn aan het geslacht van de persoon. De man (46XY) bezit de geslachtschromosomen X en Y. De vrouw (46XX) bezit de geslachtschromosomen X en X. Elke jongen (46XY) ontvangt één van de chromosomen X van zijn moeder en het chromosoom Y van zijn vader. Elk meisje (46XX) ontvangt één van de chromosomen X van haar moeder en het X-chromosoom van haar vader.
De genen van factor VIII en factor IX bevinden zich op het geslachtschromosoom X. Als dit gen wordt gewijzigd (stukjes die verdwijnen, codeverandering door mutatie of inversie,...), is de productie van factor VIII of IX afwezig of verlaagd. Wanneer de genetische afwijking bij een vrouw aanwezig is, zij heeft twee X-chromosomen, zal normaal gezien de ene gezonde X-chromosoom de werking van de andere getroffen X-chromosoom compenseren. Daarom zal zij niet openlijk aan hemofilie lijden. Als een man een X-chromosoom erft dat een genetische afwijking presenteert op het niveau van de factor VIII of IX, zal hij aan hemofilie onderhevig zijn, aangezien hij slechts één X-chromosoom heeft. Zijn afwijking kan niet gecompenseerd worden zoals bij de draagsters. De genetische afwijking die de hemofilie veroorzaakt is definitief en onomkeerbaar.
Wanneer een vader aan hemofilie lijdt, bevat zijn X-chromosoom het deficiënt gen verantwoordelijk voor hemofilie. Zijn zonen zullen van hem obligaat zijn Y-chromosoom erven en zij zullen vanaf dan niet meer betrokken zijn bij de voortzetting van hemofilie. Daarentegen zal deze vader aan al zijn dochters zijn X-chromosoom met drager van het deficiënt gen doorgeven en dus zullen zij allen automatisch draagsters worden.
Als een moeder draagster is, is een van de X-chromosomen normaal terwijl de andere de mutatie vertoont die verantwoordelijk is voor hemofilie. Zij loopt 50% het risico dat haar dochters dit gen overerven en op hun beurt draagster te worden. Op dezelfde wijze zal zij 50% het risico lopen dat haar zonen het getroffen gen overerven en de symptomen van hemofilie vertonen. Aangezien dezelfde genetische informatie wordt overgebracht, zijn het soort tekort (factor VIII of IX) en de graad van de hemofilie identiek in dezelfde familie.